‘Biologie voor jou’ pp. 228-229

Apologeet.nl

3VMBO ‘Biologie voor jou’ pp. 228-229

Weerleggingen van pagina 228

“De evolutietheorie”

Dat de meeste biologen geloven in een evolutionistische ontwikkeling van het leven is een uit de lucht gegrepen aanname. Dat ‘anders’ denkende niet snel op de voorgrond treden heeft veel te maken met de vijandigheid die vaak gepaard gaat met het verdedigen van de evolutietheorie. Wetenschappers die vanuit een creationistische hoek wetenschap willen bedrijven worden vaak niet serieus genomen en kunnen hierdoor vaak niet goed werken of soms zelfs hun baan verliezen (Zie ook de volgende FAQ).

“De theorie is vanaf de achttiende eeuw ontwikkeld. Deze theorie is niet de bewijzen”

Dit een eerlijke uitspraak in het boek! De feiten, waar hier over gesproken wordt, werken in zekere zin de evolutietheorie tegen en moeten vaak creatief uitgelegd worden. Daar zullen we straks enkele voorbeelden van zien in het lesboek.

“Veranderingen in genotypen”

Mutaties in de genen zullen niet altijd gevaarlijk zijn. Zoals de vogels in figuur twee. De mutatie in de genen heeft er voor gezorgd dat er geen pigment aangemaakt wordt waardoor er een albino exemplaar verschijnt. Het soort veranderd echter niet! Als een mutatie in de genen ervoor moet zorgen dat we een nieuw soort dier krijgen dan zal het een mutatie moeten zijn in een gen dat essentieel is voor het leven. Dit soort mutaties wordt simpelweg niet toegestaan in een organisme. Wat er dan gebeurd is dat het embryo dood gaat of ernstig misvormd op de wereld komt met alle ‘overlevings’ problemen van dien. Het levende organisme (of dit nu een hond of vogel is) heeft een zeer sterk filter ingebouwd gekregen die er op toeziet dat mutaties in essentiële genen geëlimineerd worden. Niet-essentiële genen zorgen bijvoorbeeld voor pigment, oogkleur, en uiterlijk. Essentiële genen zorgen bijvoorbeeld voor ademhaling, aanmaak rode bloedlichaampjes, aanmaak hart of longen e.d., aanmaak ledematen (ook al kunnen sommige organisme ook best zonder arm leven maar het wordt er niet beter op).
P.s.:
fenotype = de uiterlijke verschijningsvorm.
Genotype = de innerlijke, genetische samenstelling (het fenotype kan dus gelijk zijn terwijl het genotype kan verschillen).
Zo kan een eeneiige tweeling uiterlijk sprekend op elkaar lijken (gelijke fenotypes) maar op kleine puntjes toch onzichtbaar verschillen (de één heeft bijvoorbeeld slechtere ogen en heeft mogelijk een bril nodig en de ander niet).

Weerleggingen van pagina 229

albinoredeye deze kikker heeft geen pigment meer

“Natuurlijke selectie”

Dit houdt in dat wanneer er een kikker geboren wordt met 3 poten hij simpelweg niet snel genoeg kan weg zwemmen voor rovers. Natuurlijke selectie zorgt er dan voor dat de slechte kikker dood gaat en zich hoogstwaarschijnlijk niet heeft kunnen voortplanten. In principe zijn kikkers prima aangepast aan hun omgeving. mutaties zijn geen voordeel voor deze kikker Op het moment dat er een kikker uit het eitje komt die door mutaties in zijn ‘pigment-gen’ wit is dan zal hij erg snel opvallen voor snoeken of reigers. Mocht deze zelfde kikker zich plotseling bevinden in een omgeving waar wit de boventoon voert dan heeft hij in ene meer kans dan zijn groene broer. Hoe dan ook, de mutatie in zijn ‘pigment-gen’ heeft hem geen extra informatie of nieuw gen bezorgt maar genetisch gezien juist armer gemaakt. Dit is en micro-evolutie (micro-evolutie is dat de kikker gewoon een kikkersoort blijft maar er wel wat anders uitziet dan de oorspronkelijke kikker. Bijvoorbeeld, wit, groot, klein enz.). Natuurlijke selectie zorgt er dus alleen voor dat de soort gezond blijft.

“de evolutie van de giraffen”

De fossielen die gevonden zijn kunnen we natuurlijk in een bepaalde volgorde zetten zodat we het idee krijgen dat dit verhaal waar is. Maar voordat we beweren dat de lange nek in kleine stapjes is geëvolueerd moeten we eerste een nadenken over de enorme complexiteit die zo’n lange nek met zich mee brengt. Om tegen de zwaartekracht in bloed door zon lange nek te krijgen heb je een sterk hart nodig. Het hart van een giraffe kan 75 cm lang zijn, een grote, sterke pomp. Alles gaat z’n gangetje, maar opeens wil dit 5,5 meter hoge dier water drinken. Hij buigt zijn kop en nu hebben we een probleem. giraf is een wonder Het hart pompt nu niet tegen de zwaartekracht in, maar met die kracht mee. Het hart wordt sterk samengeperst, het bloed vliegt naar zijn hersenen en die barsten uit elkaar. Maar dat gebeurt niet. De giraffe buigt gewoon zijn nek. Er zijn kleine sponsjes in zijn slagader, kleine klepjes die zich in de nek sluiten. Een pomp van het hart is genoeg om de slagadertjes in zijn brein te laten barsten. Maar het bereikt zijn brein niet. De laatste pomp gaat onder het brein door in een soort spons. De spons zet zich rustig uit en het brein barst niet. Als hij met zijn kop omhoog komt, openen zich de klepjes en de spons onder het brein drukt het met zuurstof doordrenkte bloed naar zijn brein. De kleine bloedvaatjes in de nek sluiten zich. Als een giraf nu bijvoorbeeld een leeuw ziet naderen dan kan hij snel genoeg overeind komen om weg te vluchten.

Als de bewering uit het boek klopt (de nek wordt stapje voor stapje langer) dan moet tegelijkertijd dit ingenieuze mechanisme van kleppen en sponsjes ook vormen. Gebeurd dat niet dan zou een dier met een langere nek al snel in het nadeel zijn en opgevreten worden.





%d bloggers liken dit: